Bevalling

Verdoving bij een keizersnede

Verdoving bij een keizersnede
Verdoving bij een keizersnede
Ongeveer 6% van de zwangerschappen eindigt in een keizersnede. Bij een keizersnede wordt het kindje via een snee in de buikwand naar buiten gehaald. Dit kan uiteraard niet zonder dat de moeder verdoofd wordt.

Er zijn verschillende manieren van verdoving bij een keizersnede: de algehele narcose, spinale anesthesie en epidurale anesthesie. Deze laatste twee worden ook wel ‘ruggenprik’ genoemd. Welke vorm van verdoving je krijgt, is onder andere afhankelijk van de reden van de keizersnede en of er sprake is van spoed.

Algehele narcose bij een keizersnede

Bij een algehele narcose word je tijdens de hele operatie in slaap gehouden. De anesthesioloog geeft dan via een infuus een slaapmiddel. De algehele narcose wordt vooral toegepast bij spoedsituaties. Ook wanneer blijkt dat lokale verdoving (ruggenprik) onvoldoende werkt, kan men kiezen voor algehele narcose. Het grote nadeel van de algehele narcose is dat je de geboorte van je kindje niet bewust meemaakt. Daarnaast mag je partner niet aanwezig zijn bij de keizersnee. Ook kun je na de operatie last hebben van een pijnlijke keel, slaperigheid en misselijkheid.

Ruggenprik

Omdat algehele narcose tijdens een keizersnee nogal wat nadelen heeft, wordt er meestal gekozen voor lokale verdoving. Daarbij wordt, door een zogenaamde ruggenprik, alleen je onderlijf verdoofd. Er zijn twee soorten ruggenprik.

Spinale anesthesie

Bij deze ruggenprik spuit de anesthesioloog via een naald een verdovend middel in het zenuwgebied van je onderrug. We noemen dit ook wel spinale (zenuwen) anesthesie (verdoving) Bij een spinale anesthesie is je lichaam na enkele minuten vanaf je navel tot je tenen verdoofd. Je kunt je benen dan ook niet meer bewegen.

Epidurale anesthesie

Een ander soort verdoving die door een ruggenprik kan worden gegeven is de zogenaamde epidurale anesthesie. Bij deze vorm van verdoving wordt het verdovingsmiddel door een holle naald niet in de zenuwen, maar tussen de wervels ingebracht. Tussen die wervels zit de zogenaamde epidurale ruimte, een ‘holte’, vlak bij de zenuwen die uit het ruggenmerg komen. Door de holle naald loopt een slangetje dat blijft zitten totdat de bevalling voorbij is. Omdat je geen gevoel meer hebt in je onderlichaam krijg je ook nu een blaaskatheter.

Combinatie van spinale en epidurale anesthesie

Soms wordt er gekozen voor een combinatie van spinale en epidurale anesthesie.
In dat geval wordt er eerst verdovingsmiddel in je zenuwgebied gespoten (spinale anesthesie). Vervolgens wordt het slangetje ingebracht voor de epidurale anesthesie. Het voordeel van deze combinatie is dat ook na de operatie pijnstillende medicijnen kunnen worden gegeven via de epidurale ingang. Daardoor heb je nog minder pijn.

Voordelen ruggenprik

Het voordeel van de ruggenprik is dat je volledig bij bewustzijn bent tijdens de bevalling. Als de conditie van jou en je baby het toelaat, kun je tijdens het hechten van de wond al kennismaken met je baby. Daarnaast is de ruggenprik een snelle manier van verdoven, waarbij de kans op misselijkheid een stuk kleiner is dan bij een algehele narcose.

Er zitten echter ook nadelen aan de ruggenprik. Zo kan je bloeddruk sterk dalen door het verwijden van de vaten van je onderlichaam. Hierdoor kun je je vervelend en slap voelen. Een te hoge verdoving kan leiden tot een benauwd gevoel. Soms kan je gaan rillen zonder dat je het koud hebt. Dit komt door jouw verschil in beleving van temperatuur.

In sommige gevallen werkt de ruggenprik echter onvoldoende. De anesthesioloog kan op dat moment alsnog kiezen voor een algehele narcose.