Groei en ontwikkeling

Liggingen van de baby tijdens de zwangerschap

Liggingen van de baby tijdens de zwangerschap
Liggingen van de baby tijdens de zwangerschap
Wanneer je kindje nog klein is, zwemt het heerlijk rond in je buik. Maar hoe groter het wordt, des te minder ruimte het heeft. Daarom moet je kindje al ruim voor de bevalling de goede houding aannemen, zodat het straks met gemak naar buiten kan.

Definitieve houding

Rond de 34e week van je zwangerschap gaat je baby meestal in de definitieve houding liggen. Het hoofdje van de baby zakt dan wat dieper in je bekken; de baby ‘daalt in’. Je voelt dat, want de druk op je schaambeen en bekken wordt wat groter en je maag en longen krijgen meer ruimte. Wanneer de baby is ingedaald, kan hij niet meer van positie veranderen. Dit is de laatste fase voor de bevalling.

Achterhoofdsligging

Het overgrote deel van de kindjes ligt, na het indalen, in de achterhoofdsligging. Hierbij ligt je kindje met zijn hoofdje naar beneden en wijst zijn neusje richting zijn borst. Het achterhoofd ligt dus tegen de uitgang van de baarmoeder aan. Dit is de meest ideale positie voor de bevalling.

Stuitligging

Vijf procent van de baby’s ligt de laatste paar weken van de zwangerschap echter op een andere manier in de baarmoeder. Zo kan je kindje bijvoorbeeld in stuitligging liggen. In dat geval zit je kindje rechtop in de baarmoeder: het hoofdje bevindt zich boven en het kontje drukt beneden tegen de opening van de baarmoeder aan. We onderscheiden diverse soorten stuitliggingen:

  • Onvolkomen stuitligging: hierbij ligt je kindje met zijn kontje naar beneden en de beentjes omhoog naast het rompje.
  • Volkomen stuitligging: het kindje ligt met de billen naar beneden, de bovenbenen omhoog naast het lichaampje en de knietjes gebogen. De voetjes liggen hierdoor weer naast de billen. De baby zit in een soort kleermakerszit.
  • Half onvolkomen stuitligging: het kindje ligt met één been naar boven en de andere naar beneden, zoals bij de volkomen stuitligging.
  • Voetligging: hierbij ligt je kindje met beide beentjes naar beneden. Hierdoor liggen één of twee voetjes onder de billen, en dus voor de ‘uitgang’.

Wanneer je kindje in stuitligging ligt, zal de gynaecoloog of verloskundige proberen het kindje in de juiste positie te draaien. Dit zal altijd pas na circa 36 weken zwangerschap gebeuren. Wanneer de baby eerder gedraaid wordt, heb je kans dat hij of zij weer terugdraait naar zijn favoriete houding. Lees ook ons artikel over het draaien van een baby in stuitligging.

Aangezichtsligging

Naast de stuitligging, is er ook de aangezichtsligging. In dat geval ligt je kindje niet met zijn achterhoofd, maar met zijn gezichtje richting de uitgang van de baarmoeder. Er ontstaat op die manier veel druk op het gezichtje tijdens de bevalling. Het snoetje van je kindje kan daardoor vrij sterk opzwellen. Dit trekt na een aantal dagen vanzelf weg.

Voorhoofdsligging

Sommige kindjes trekken voor de bevalling hun hoofdje zover naar achteren, dat het voorhoofd voor de uitgang van de baarmoeder ligt. Het bekken is te klein om het hoofdje van je kindje op deze manier door te laten. Daarom zal in geval van ‘voorhoofdsligging’ het kindje in de meeste gevallen met een keizersnede gehaald worden.

Dwarsligging

Heel soms komt het voor dat een kindje dwars in de baarmoeder ligt. Dit gebeurt meestal bij een meerlingenzwangerschap. In dat geval zal het kindje ook met een keizersnede ter wereld komen.