je zegt wat over de persoon onder je, deze antwoord dan met "waar" (als het klopt) of "niet waar" (als het niet klopt) bijv. ik zeg: degene onder mij is verkouden?.. degene onder mij zegt dan: waar/niet waar en dan stelt deze weer een vraag aan de persoon onder hem/haar.. Ik zal beginnen: Degene onder mij moest vandaag werken.