volgende week heb ik een toets. van mijn collega hoorde ik dat het instinkers waren. een stelling of vraag waar al wel of niet in voorkwam en als antwoord moet je dan nee of ja aankruizen. bijvoorbeeld: - Als je je handen niet wast dan mag je niet iemands ogen druppelen. ja/nee. (antwoord is dat het niet mag). maar nu: moet je nu ja of nee aankruizen hele discussie met collega's gehad en er we hadden niet allemaal hetzelfde antwoord. de 1 zei JA, je mag iemands ogen niet druppelen en de ander zegt NEE, je mag iemands ogen niet druppelen. hoe moet je dit soort vragen beantwoorden? dit zijn echt vragen waar ik mee de mist in zal gaan..
Ik had vroeger ook wel eens een leraar die geen normale vragen kon bedenken...daar zette ik het er voor de duidelijkheid achter wat ik bedoelde. Maar ik zou zeggen het antwoord is Ja.
Ik zou zeggen, ja. Want het is zo dat als je je handen niet wast je iemands ogen niet mag druppelen. Dus ja.
Of je zegt voor je zelf erbij; klopt het dat als je je handen niet wast je dan iemands ogen niet mag druppelen? Ja, dat klopt. Dus ja.
Ik zou ook zeggen dat de stelling klopt en dat je dus 'ja' in moet vullen, maar ik vind het ook een stomme vraag voor een ja/nee-antwoord hoor Als ik zo'n vraag bij een toets zou krijgen, zou ik het er nog even onder schrijven.
Het is een stelling en de vraag is of de stelling klopt. Je antwoord dus met ja, want de stelling klopt.
Als je kijkt naar de zin is het antwoord ja. Maar de vraagstelling is fout.. Geen instinker, maar gewoon een foute constructie die voor onnodige verwarring zorgt.
Pfff ik haat docenten die zulke vragen stellen. Het gaat er toch om of je de stof beheerst en kan toepassen. Ik had altijd het idee dat ik een begrijpend lezen toets aan het maken was voor Nederlands. (Had dit soort vragen ook altijd fout terwijl ik wel wis hoe het zat.)