Mijn man zegt vaak: "Daar heeft hij niks mee nodig" Ik zou zeggen: "Daar heeft hij niks mee te maken"
Hier nog een Brabo... Mijn man zit af en toe te mauwen dat ik te plat praat, maar ik vind het zelf wel meevallen... Hij: rij door! Ik: gift-em kèès Hij: veger. Ik: (zachte) bezem Hij: ik zei het toch? Ik: da hèk toch gezeejd? Hij: rare. Ik: aorige Hij: ik ben moe. Ik: bender stik aon Vroeger zeiden wij thuis: ist niet goed genoeg? Dan legt er oe bolle kop maar neffe! Of: hedde gij vor mèn een ruurijzer? Verder doet het woord koekwaus het hier erg goed. En: die is zo lomp as het achterend van een vèrken.
Verrèk ja, die gebruiken het woord ook... Was ik vergeten (of zoals mijn schoonvader zou zeggen: dat was me ontschoten...)
Ik ben ook brabo en zeg kwezel, dus dat zou best wel eens kunnen. Verder praat ik bijna alleen echt brabants met mijn schoonfamilie. Maar dan meer van het hedde gij etc, dan echt hele andere woorden.
in de trant van; Nee joh kwezel, dat gaat toch niet zo! en verder; hebsjaak, rondpunt en ipv naast zegt hij langs.
kwitnie... Mijn vader zei het trouwens ook. Mijn schoonvader heeft ook hele rare woorden: Pannenonderzetter: treefje Morsen: mokkeren Naar bed: te bed Cadeautje: presentje (ik vind dat zo jaren '50 klinken) En mijn man zegt hong in plaats van hing. En Terheijden heet hier Traaie
aardappelen: aepels uien: siepels vaatdoek: schoteldoek opruimen: oprommelen broekzak:buust zo zijn er nog wel meer. Hier ook 1 die alle laatste e's inslikt. sommigen zeggen dat je echt boers praat, maar dat valt ook nog wel weer mee.
ok speciaal voor truus de mier nou wik nie wa ge zeet ( ik weet niet wat je zegt) agge mar leut hed ( als je maar plezier heb) da ge bedankt zeit da witte war ( heel erg bedankt) eerlik woar ( eerlijk waar) tis ammel wa ( het is toch wat allemaal) ik pak effe nun bessem ( ik pak even een bezem) ik zit nie op nun schupstoel( ik heb geen haast) wet dak van oe houw ( ik hou van jou) ge wit ut nooit nie ( je weet maar nooit) ach man schet toch un end omhoog ( ach man krijg de klere) die van oons ( mijn vrouw, kind) oplippele ( oplepelen, opscheppen) wat dun boer nie kent da fret hij nie oons vader en oons moeder ssoooooo truus