Binnenkort gaan we voor een broertje of zusje. Voordat dochter geboren was, was Jaron onze jongensnaam. Man is daarover gaan twijfelen. Ik hoop nog steeds dat hij weer enthousiast gaat worden, haha maar voor het geval van niet vraag ik alvast hulp. We zijn op zoek naar Hebreeuwse namen, al dan niet in de bijbel voorkomend, die niet te vaak voor komen. Betekenis vinden we ook belangrijk.
Jongensnaam: Joas, Mattias, David, Levi, Marcus, Abel. Meisjesnaam: Hanna, Sifra, Damaris, Lea, Eva, Esther.
In dit topic staan in ieder geval al veel jongensnamen genoemd: http://www.zwangerschapspagina.nl/babynamen/590747-op-zoek-naar-andere-naam.html Wat betreft meisjesnamen: Eva Hadassa Sara/Sarah Rebekka/Rebecca Rhodé Sifra Thirza/Tirza Maria Elisabeth Hanna/Hannah Martha/Marthe Naomi Mara Ruth Debora/Deborah Edith Judith Lea Rachel Lydia Mirjam Esther Tamar Talitha En de misschien wat meer Hebreeuwse meisjesnamen: Rivka Chava Michal Bracha Davida Yael Yentl
Bedankt alvast voor mee denken. De meeste namen vind ik nog iets te veel voorkomen. Zitten paar namen tussen die ik ga onthouden. Meer opties zijn altijd welkom.
Als jongensnaam: E.r.a.n, zo heet het zoontje van een neef van me. Is ook Hebreeuws en komt niet veel voor.
- Aaron in plaats van Jaron? - Asa - Boaz - Ephraim - Malachi - Naftali - Reuben - Ayla - Noya - Rachael - Ruth - Sharon
Prachtig hè? Hebreeuwse namen, Mijn dochters tweede naam is Navá. Ook Hebreews. In ieder geval heb je genoeg keus
Hier een lijst met wat ideeën en de betekenissen voor een jongen! In twee delen want het werd te lang haha oeps Aaron - de verlichte; de broer van Mozes, eerste hogepriester van Israël Abel - adem; tweede zoon van Adam en Eva Achim - betekent hij zal oprichten in het Hebreeuws, wordt in het Nieuwe Testament genoemd als voorouder van Jezus Adam - man; is in de Bijbel de stamvader van het menselijk geslacht (Genesis 2) Adir - betekent sterk, machtig in het Hebreeuws Alon - betekent eik / eikenboom in het Hebreeuws Amos - betekent gedragen of drager in het Hebreeuws; Amos is een van de twaalf kleine profeten in het Oude Testament en schrijver van het Boek Amos Aram - hoogland, verheven zijn; in de Bijbel de zoon van Sem (Genesis 10, 22), wordt beschouwd als de stamvader van de Arameërs Arik (van Ariel - leeuw van God / de leeuw Gods; gebruikt als persoonsnaam in Ezra, 8,16. In de Kabbala werd de naam gegeven aan een watergeest, in de Middeleeuwen een beschermgeest van de onschuld.) Axel (van Absalom - mijn vader is vrede / vader des vredes; de zoon van David (zie de Bijbel, in 2 Samuel, 13, 1 en volgende)) Ben, Benjamin - zoon van het zuiden, van de rechterzijde, het geluk; in de bijbel de jongste zoon van Jakob Benaiah - de heer heeft gebouwd - verschillende personages in het Oude Testament dragen deze naam Boaz - betekent snelheid of in hem is kracht in het Hebreeuws; is in de Bijbel de man van Ruth Bram (van Abraham - de (goddelijke) vader is barmhartig / vader van velen; wordt door Joden gezien als stamvader van de Hebreeën / Israëlieten via zijn zoon Izaak en door de Moslims als stamvader van de Arabische volkeren via zijn zoon Ismael) Daniël, Daan - God is mijn rechter; een van de vier grote profeten van het Oude Testament David - lieveling, vriend / geliefd, bemind; de opvolger van Saul als koning van Israël, als herdersjongen was hij de overwinnaar van de reus Goliath Dov - betekent beer in het Hebreeuws Eden - naar het hof van Eden, dus plek van genot Efraïm / Ephraïm - de vruchtbare; de tweede zoon van Jozef Elam - betekent verborgen of eeuwigheid in het Hebreeuws; is in de bijbel de oudste zoon van Sem/Shem Elias, Elia - Jahweh is (mijn) God; grote profeet van Israël ten tijde van Koning Achab (zie de Bijbel, 1 Koningen 16 en volgende) Elon - betekent eik / eikenboom in het Hebreeuws; een van de richters in het Oude Testament Emanuel, Emmanuel (van Immanuel) Erez - betekent ceder in het Hebreeuws Esa (van Jesaja) Evan (van Johannes; zie voor toelichting bij Johan) Eyal - betekent macht, kracht in het Hebreeuws Ezra, Ezar, Ezer - hulp; schrijver van het boek Ezra Fanuël / Fanuel / Phanuel - betekent gezicht van god, is de vader van Anna in het Nieuwe Testament, en een Engel in het Eerste boek van Henoch; hij is een van de "vier engelen van de Heer der Geesten") Hans (van Johannes; zie voor toelichting bij Johan) Hasse (van Hans < van Johannes; zie voor toelichting bij Johan) Hebel, Hevel (zie Abel) Hyam (van Chayyim - betekent leven in het Hebreeuws) Idan - betekent tijdperk in het Hebreeuws Ilan - betekent boom in het Hebreeuws Ilias, Ilia / Iliya / Ilya (van Elias) Immanuel - God is met ons; wordt in het Oude Testament als naam van de Messias gezien Isaac / Isaak / Izaak / Izaäk - Hij lacht / Hij moge lachen; in het Oude Testament de zoon van Sara en Abraham en de vader van Jakob en Esau Isaia / Isaiah (van Jesaja) Ismael, Ishmael - God (ver)hoort; zoon van Abraham, stamvader van de Arabische volkeren Itai / Ithai - betekent bij mij of wil in het Hebreeuws, komt voor in de boeken van Samuel Itamar / Ithamar - palmboomeiland; jongste zoon van Aaron in het Oude Testament Ivan, Iwan (van Johannes; zie voor toelichting bij Johan) Jaan (van Johannes; zie voor toelichting bij Johan) Jaap (van Jakob) Jafet / Jafeth / Japhet / Japheth - betekent uitbreiding, vergroting in het Hebreeuws; zoon van Noach/Noah en broer van Sem/Shem Jaïr / Yaïr - Hij verlicht / Hij schijnt; in het Oude Testament de naam van de zoon van Manasse en een richter (Richteren 10, 3), ook een voorvader van Mordechaï (Esther 2, 5). Jakob / Jacob - hij zal beschermen / moge God beschermen, maar ook bedrieger vanwege de geschiedenis met zijn broer Esau (zoon van Izaak) Jan, Jon (van Johannes; zie voor toelichting bij Johan) Jannick / Jannik / Yannick (van Johannes; zie voor toelichting bij Johan) Javan - betekent 'Griekenland' in het Hebreeuws, hij is een zoon van Jafet Jef (van Jozef) Jens (van Johannes, zie voor toelichting bij Johan) Jefta / Jephtha - Hij / God opent; een van de richters van Israël (Richteren 11,12) die Israël tegen de ammonieten beschermt Jesaja - heil van Jahweh; Jesaja wordt gezien als een van de grootste Israëlitische profeten. Naast boeteprediker was hij vooral de voorzegger van de komst van de Verlosser Jesse (van Isaï - geschenk; de vader van Koning David in het Oude Testament) Jeppe (van Jakob) Jim (van James < van Jakob) Joachim - Jahweh richt op, in het Oude Testament de koning van Juda (2 Koningen 23, 34 v.) Joash, Joas - Jahweh heeft vergeven / Jahweh heeft gegeven / vuur van Jahweh; in het Oude Testament de naam van meerdere personages, onder andere de vader van Gideon, een koning van Judah en een zoon van Koning Achab van Israël Job - de vervolgde; in het Boek van Job in het Oude Testament is hij een geduldige man die door God getest wordt Jochem, Jochen, Jochim (van Joachim) Joël - Jahweh is God; een van de twaalf kleine profeten uit het Oude Testament, schrijver van het Boek van Joël, verkondiger van de Messiaanse tijd (zie de Bijbel, in Joël 2, 18 v.) Joep (van Jozef) Joop (van Jozef of Johannes) Johan (van Johannes - Jahweh is genadig; naar twee personages uit het Nieuwe Testament: Johannes de Doper die gezien wordt als de voorloper op Jezus en apostel Johannes wie vermoedelijk het vierde Evangelie schreef)) Jonas, Jona / Jonah - duif; een van de twaalf kleine profeten uit het Oude Testament. In het boek Jonas wordt hij opgeslokt door een vis en komt daar drie dagen later levend uit. Jonathan - Jahweh geeft, geschenk van God - de oudste zoon van Saul in het Oude Testament, en boezemvriend van David, gedood in een gevecht met De Filistijnen Joord (van Jordanus / Jordaan - van de Jordaan, de rivier die tussen Jordanië en Israël stroomt. De naam voor de rivier komt uit het Hebreeuws en betekent neerdalen of wegvloeien. In het Nieuwe Testament wordt Jezus door Johannes de Doper in deze rivier gedoopt) Joost, Joos (van Jozef) Joram - Jahweh is verheven / verheven door Jahweh - naam van de koning van Israël in het Oude Testament, alsook de naam van de koning van Juda, de zoon van Josafat) Jos (van Jozef) Josué (van Jozua) Jovan, Jowan (van Johannes, zie voor toelichting bij Johan) Jozef / Josef / Joseph - Jahweh voege toe, geve vermeerdering; in het Oude Testament de elfde zoon van Jakob en Rachel (Genesis 30 en 37), die door zijn broers verkocht werd omdat hij zijn vaders lieveling was. In het Nieuwe Testament wordt de naam gedragen door Jozef van Nazareth, de man van Maria en daarnaast ook door Jozef van Arimathea. Jozua - Jahweh redt, is hulp; dienaar en opvolger van Mozes (Exodus 24,13 en 33,11). Hij was een van de verspieders in het beloofde land en de aanvoerder bij de verovering van Kanaän (boek Jozua)
Kaïn - speer, of verworven; de eerste zoon van Adam en Eva in het Oude Testament (Genesis). Hij doodde zijn broer Abel. Kobe, Kobus, Koos (van Jakob) Lavi - betekent leeuw in het Hebreeuws Lemuel - behorend aan God; naam van een koning van Massa van wiens moeder de wijze lessen in Spreuken 31, 1-9 afkomstig zijn Levi - aanhankelijkheid, zich aansluitend, gehecht; de derde zoon van Jakob en Lea (zie de Bijbel, Genesis 29, 34), stamvader van de Levieten. Ook de apostel Mattheüs in het Nieuwe Testament heette oorspronkelijk Levi (de tollenaar) Lev - betekent hart in het Hebreeuws; de naam is beter bekend als een Russische naam die leeuw betekent maar deze namen staan volledig los van elkaar Lior - betekent ik heb (een) licht of mijn licht of licht voor mij in het Hebreeuws Liron betekent mijn lied of mijn vreugde in het Hebreeuws Manasse - (iemand die) doet vergeten; de eerste zoon van Jozef (zie de Bijbel, Genesis 41,50). De zoon van Hizkia, koning van Juda had ook deze naam Manuel (van Immanuel) Maor - betekent licht in het Hebreeuws Mathieu (van Mattheus - geschenk van Jahweh; de naam wordt in de Bijbel op verschillende manieren gebruikt: 1. Mattanja, 2. Mattathias (Oude Testament), 3. Mattheüs, 4. Matthias (Nieuwe Testament). Mattheüs is waarschijnlijk de toenaam van Levi, de tollenaar, die door Christus als discipel geroepen werd. Hij is een van de evangelisten. Volgens de traditie predikte hij in Ethiopië of in Parthië en Perzië Mathis (Mattheus; zie voor toelichting bij Mathieu) Mattan - betekent geschenk of geven in het Hebreeuws; is in het Oude Testament de naam van de vader van Sefatja Matthias (van Mattheus; zie voor toelichting bij Mathieu) Matthijs / Mathijs (van Matthias < van Mattheus; zie voor toelichting bij Mathieu) Mattia / Matthia (van Matthias < van Mattheus; zie voor toelichting bij Mathieu) Mees (van Bartholomeus - zoon van Talmai of Tolmai, waarbij Talmai/Tolmai de vorentrekker of rijk aan rimpels betekent, waardoor de betekenis ook zoon van de gerimpelde zijn; Bartholomeus was een van de decipelen van Christus en het is waarschijnlijk een andere naam voor de apostel Natanaël uit Kana in Galilea) Michaël - betekent wie is als God? in het Hebreeuws (een retorische vraag die impliceert dat niemand als God is); naam van een van de aartsengelen, in het Oude Testament genoemd in het boek Daniël. Komt ook voor in het Nieuwe Testament in de brief van Judas. Michaël werd vaak afgebeeld als een gevleugelde ridder in een glanzende rusting, terwijl hij met een vlammend zwaard op de overwonnen draak (de duivel) staat. Hij is daarom patroon van de katholieke kerk. Mikael (van Michaël) Michel (van Michaël) Michiel (van Michaël) Mick (van Michaël) Moos (van Mozes) Mozes / Moses - kind, zoon of uit het water gehaald; de grootste Israëlitische leider en wetgever, uit de Nijl getrokken door de dochter van de farao. Leidde de Joden uit gevangenschap in Egypte en ontving de Tien Geboden van God Nir - betekent geploegd veld in het Hebreeuws Niv - betekent taal, bewoording of hoektand, slagtand in het Hebreeuws Noah (van Noach - rust, troost; bouwer van de ark in het Oude Testament Noak (van Noah) Noam - vreugde, genoegen in het Hebreeuws Noy - betekent schoonheid, mooiheid, knapheid in het Hebreeuws Raf (van Rafaël) Rafael / Raphael / Rafaël / Raphaël - God geneest, heeft genezen; een aartsengel, genoemd in het apocriefe boek Henoch. In het door de protestanten apocrief genoemde boek Tobias (onder meer 12,15) wordt hij 'een van de zeven engelen' genoemd 'die voor de heerlijkheid Gods staan Ravid - betekent ornament, ketting in het Hebreeuws; is de naam van een kleine kibboets (collectieve landbouwnederzetting) in het noorden van Israël en een nabijgelegen berg waarnaar de kibboets vernoemd is Raz - betekent geheim in het Hebreeuws Ruben - zie, een zoon; in het Oude Testament de oudste zoon van Jakob en Lea en de voorvader van een van de twaalf stammen van Israël. Ruben redde zijn broer Jozef toen zijn broers hem wilden vermoorden (Genesis 37, 19-22). Sam (van Samuel) Samuel - naam van God, de naam is God, God (ver)hoort of de door God gehoorde; naam van de laatste richter/rechter van Israël in het Oude Testament en tegelijk de eerste eigenlijke profeet, hij vernam als profeet het woord van God Sef (van Josef / Jozef) Seph (van Joseph / Jozef) Sepp (van Jozef) Shem, Sem - betekent naam, roem, welvaart in het Hebreeuws; in het Oude Testament is Sem/Shem de oudste zoon van Noach/Noah en de voorouder van het Semitische volk. Silas - bos, woud - verkorte vorm van Silvanus (de Romeinse God van de bossen), Silas is in het Nieuwe Testament in Handelingen 15 de naam van en van de reisgenoten van Paulus, in 2 Korintiërs 1, 19 wordt hij Silvanus genoemd. Deze betekenis is vrij vaag, het kan ook nog de Griekse vorm van Saul zijn (dan betekent het 'gevraagd' of 'voor gebeden'). Simcha - betekent vreugde, blijdschap, plezier in het Hebreeuws Simeon - luisteren, verhoren; in het Oude Testament de tweede zoon van Jakob en Lea (Genesis 29, 33). In het Nieuwe Testament is Simeon een vrome oude man die in de tempel het Christuskind zegende. In Handelingen 13, 1 wordt ook een Simeon genoemd, 'genaamd Niger', profeet en leraar. Simon, Siem (van Simeon); de naam van verschillende Bijbelse personages, waaronder de man die het kruis voor Jezus droeg. In het Nieuwe Testament ook van apostel Simon, die ook bekend is onder de naam Petrus (de naam die Jezus aan hem gaf). Thias / Tias (van Matthias < van Mattheus; zie voor toelichting bij Mathieu) Thijs, Ties (van Matthias < van Mattheus; zie voor toelichting bij Mathieu) Tobias - God is (mijn) goed; Griekse en Latijnse vorm van Tobiah. Tobia / Tobiah - God is (mijn) goed; de naam van een ammoniet in het boek Nehemia in het Oude Testament. Tobia(h)/Tobias is de naam van een held in het apocriefe boek Tobias (Tobit in het Grieks) in het Oude Testament. Met de hulp van aartsengel Rafaël jaagt Tobia(h)/Tobias de demoon die Sarah plaagde weg. Uiteindelijk trouwen Tobia(h)/Tobias en Sarah. Tobin (van Tobias; zie voor toelichting bij Tobia / Tobiah) Yaron / Jaron - betekent zingen, roepen in het Hebreeuws Zef (van Jozef) Zeph (van Zefanja / Sefanja - Jahweh heeft verborgen, beschermd; een van de twaalf kleine profeten in het Oude Testament, schrijver van het boek Zefanja) Zev (van Ze'ev / Zeev; betekent wolf in het Hebreeuws) Ziv - betekent helder, stralend of licht, gloed in het Hebreeuws * Betekenissen komen grotendeels van de namenbank van Meertens: Nederlandse Voornamenbank *