Als ik aan ... denk, denk ik aan ...! (2)

Als ik aan Roosje denk, dan denk ik aan mijn buurmeisje van vroeger.

 

Als ik denk aan mijn buurmeisje van vroeger, denk ik aan dat was een vervelend kind.

 

Als ik denk aan een vervelend kind, dan denk ik aan mezelf vroeger

 

Als ik aan mezelf denk, denk ik aan een jonge moeder.

 

Als ik aan een jonge moeder denk, dan dan denk ik aan dat meisje in Groningen.

 

Als ik denk aan dat meisje in Groningen,dan denk ik aan Marnat.

 

Als ik denk aan Marnat, denk ik aan respect.

 

Als ik aan respect denk, denk ik aan iets wat fijn is als je dat krijgt of kan geven.

 

als ik denk aan iets wat fijn is als je dat krijgt of kan geven denk ik aan liefde

 

Als ik denk aan liefde,dan denk ik aan mijn geloof.

 

Als ik aan mijn geloof denk, dan denk ik aan Jezus.

 

Als ik denk aan Jezus dan denk ik aan mijn maatje.

 

Als ik aan mijn maatje denk, dan denk ik aan schaken.

 

Als ik denk aan schaken, denk ik aan dat kan ik niet.

 

Als ik denk aan dat kan ik niet, denk ik aan van chocola afblijven.

 

Als ik denk aan van chocola afblijven, denk ik aan nieuwe bikini's.

 

Als ik denk aan nieuwe bikini's, denk ik aan shoppen!

 

Als ik aan schoppen denk,denk ik aan wanneer mag ik weer eens.

 

Als ik denk,wanneer mag ik weer eens,dan denk ik aan een leuke man ontmoeten.

 

Als ik denk aan leuke man ontmoeten denk ik aan kroeg lopen .