Als ik aan ... denk, denk ik aan ...!

Als ik denk aan doe eens iets anders dan denk ik dat heb ik ook gedaan met mijn trouwjurk... (hij was zwart/wit)

 

Als ik denk aan dat heb ik ook gedaan met mijn trouwjurk dan denk ik aan vallen.

 

als ik denk aan vallen dan denk ik aan opstaan

 

als ik denk aan opstaan,dan denk ik aan de ochtend.

 

Als ik denk aan de ochtend dan denk ik aan eten!

 

Als ik denk aan eten, dan denk ik aan aardappels, groente en vlees.

 

Als ik denk aan aardappelen, vlees en groente, denk ik;
nee lekker macaroni

 

als ik denk aan Nee lekker macaroni, dan denk ik: Jij liever dan ik!

 

Als ik denk aan jij liever dan ik dan denk ik aan biefstuk.

 

als ik denk aan biefstuk,denk ik aan kort bakken.

 

als ik denk aan kort bakken, denk ik aan pannekoeken.

 

Als ik denk aan pannenkoeken, dan denk ik aan stroop

 

Als ik denk aan stroop dan denk ik aan appels

 

als ik denk aan appels dan denk ik aan een boomgaard

 

als ik denk aan een boomgaard dan denk ik aan bloesem

 

als ik denk aan bloesem,denk ik aan de lente.

 

als ik denk aan de lente, dan denk ik aan lammetjes

 

als ik denk aan lammetjes,denk ik aan schattig.

 

als ik denk aan schattig dan denk ik aan m'n buurjongetje

 

als ik denk aan mn buurjongetje,denk ik,die heb ik niet.