Dit of dat?

Taart of cup cake.

 

Taart

Appelflap of kaneelrol?

 

Appelflap.

Zoete pannekoek of hartige pannekoek.

 

Zoete pannenkoek

Wel of niet verhuizen?

 

Ik zou heel graag willen verhuizen.

Nasi of bami.

 

Bami

Heeft komende week wel of geen belangrijke afspraak?

 

Ikbheb komende week geen belangrijke afspraak.

Ramen zemen of douche poetsen..

 

Douche poetsen

Exotische of Hollandse pot?

 

Hollandse pot.

Rookworst of spekjes.

 

Rookworst

Gekookt ei of spiegelei?

 

Spiegelei

Driehoek of rechthoek.

 

Rechthoek

Hotel of camping

 

Camping

Heeft sproetjes of heeft geen sproetjes

 

Heb geen sproetjes

Wel of niet aan het solliciteren?

 

Niet aan het solliciteren

Lippenstift of mascara.

 

Mascara

Zoet broodbeleg of hartig broodbeleg

 

Zoet broodbeleg.

Schrijven of tekenen.

 

Schrijven

Vaatwasser gebruiken of met de hand afwassen?

 

Met de hand afwassen.

Strijkt bijna nooit of strijkt heel veel.

 

Ik strijk nooit

Dagje thuis of er op uit?