open vlakte met de grote eik verlaten te hebben, zodat s'avonds en s'nachts niet zichtbaar zouden zijn voor de enge tovertrollen! aan de rand van de open vlakte, daar waar het sprookjesbos begon, stond een grote schuur, waar ze de nacht door zouden brengen, verlicht door de tovervliegjes van het sprookjesbos......de nacht viel in....
zagen ze door de kieren in het hout een groot fel licht van buiten schijnen, waardoor de eerst zo zachte en gemoedelijke verlichting van de tovervliegjes in het niet viel en ieder zijn ogen moest bedekken tegen het felle licht.....
Toen hoorden ze er ook nog een gegrom.....GRRRRRRR.Ze rilden van angst...wie was dat? Toen ging het grote licht uit. Gelukkig maar het was....
een leerling van Merlijn die een verkeerde spreuk had gebruikt.......hij klopte op de schuurdeur en zei:
'Goedenacht mijn dappere dierenvriendjes. Ik wilde jullie niet aan het schrikken jagen, hoor. Mijn meester, Merlijn de Tovenaar,...
hoorde dat jullie naar hem opzoek waren..dit is mijn eerste opdracht; jullie zoeken en naar Merlijn brengen. Komen jullie mee? Merlijn wacht al op jullie..jullie kunnen zo in mijn wagentje stappen........
werden allemaal mensen die heel veel leken op de Grote reus,in de tussentijd hoorde de reus het verhaal wel 100x van zijn dochter,en kreeg argwaan en ging toch maar ff opzoek naar de tovenaar: Toen hij dichtbij de poort kwam zag hij door een kiertje ALLEMAAL reuzen die op hem leken dus besloot hij om......................
Merlijn kwam en las dus het brief die hij onlangs ontvangen had van 1 van de reuzen, en wist niet meer wat/wie hij weer om moest toveren, Hij sprak tot hun en zeiii:::
mijn vrienden, ik had een grote fout gemaakt! Ik wilde jullie weer omtoveren maar nu weet ik niet meer wie ik om kan toveren. Ik ga mijn brief aan jullie voorlezen, die ik van 1 van jullie heb gekregen. Merlijn las de brief voor. In die brief stond...........................
dat de schrijver heel veel last had van een bepaald diertje dat vlak bij zijn huis hoorde met de vraag of Merijn daar niet iets tegen kon doen omdat hij zelf dat diertje niet kon vangen. Dus de vraag was: om welk diertje had de briefschrijver het? Alleen de schrijver kon dit weten, maar de anderen hadden er baat bij het goed te raden. Dus...