Net was ik op een bijeenkomst en had ik het met iemand over dezelfde woorden met andere betekenissen en waar je bij welke betekenis als eerste aan denkt. Vond ik wel grappig, dus wil het hier ook eens in de groep gooien. Wat is de eerste betekenis waar je aan denkt bij de volgende 10 woorden? 1. Boer 2. Weg 3. Hechting 4. Kater 5. Vorst 6. Band 7. Bank 8. Arm 9. Licht 10. Kussen
1. Boer = Geluid wat uit je mond komt 2. Weg = Weg is weg, iets wat er niet meer is 3. Hechting = Die draadjes in je benen als je bent gevallen 4. Kater = Daar had ik vorig weekend last van na een avondje stappen 5. Vorst = Woont dat niet in het koningshuis? 6. Band = Die draaiende dingen onder de auto 7. Bank = Daar lig ik nu op 8. Arm = Weinig geld 9. Licht = Lamp 10. Kussen = Dat ding waar je met je hoofd op ligt
1. Boer beroep 2. Weg Waar je op rijdt 3. Hechting bij de dokter 4. Kater poes/kat 5. Vorst een staatshoofd 6. Band een connectie 7. Bank om op te zitten 8. Arm aan je lijf 9. Licht buitenlicht/zon 10. Kussen een kus geven
Super grappig ze hebben idd allemaal verschillende betekenissen. Ben eigenlijk wel benieuwd of het nog iets over je zegt als je het een of het andere als eerste denkt....
Geen idee. Zou ook wel interessant zijn om te weten eigenlijk. Eigenlijk heel logisch dat iedereen aan wat anders denkt, maar het viel me vanavond pas echt op dat dat dus gewoon communicatieproblemen kan opleveren. Als je praat over hechting en iemand vraagt waar hij dan zijn hechting heeft zitten...
1. Boer - Koe 2. Weg - Terug 3. Hechting - Snee 4. Kater - Poes 5. Vorst - Koningin 6. Band - Concert 7. Bank - ABN Amro 8. Arm - Been 9. Licht - Donker 10. Kussen - Bed Oh wacht, je moest de eerste betekenis opschrijven, niet het eerst waar je aan denkt bij het lezen van dat woord.. Sorry
1. Boer - man op boerderij 2. Weg - waar je op rijdt met de auto 3. Hechting - draadje in een wond 4. Kater - gevolg van teveel drinken 5. Vorst - vriezen 6. Band - autoband 7. Bank - waar je geld kan halen/brengen 8. Arm - hangt aan je lijf 9. Licht - lamp 10. Kussen - ondersteuning voor je hoofd
1. Boerderij 2. Waar je op rijd 3. Wond 4. Dronken 5. Kou 6. Auto 7. Tv kijken 8. Jeuk 9. Donker 10. Slapen
1. Boer / Landelijk 2. Weg / Auto 3. Hechting / Wond 4. Kater / Drank 5. Vorst / Ijs 6. Band / Band (als in rockband) 7. Bank / Geld 8. Arm / Ledemaat 9. Licht / Niet zwaar 10. Kussen / Bed __________
1. Boer -> Werkt op een boerderij -> Koeien, schapen 2. Weg -> Rij je op 3. Hechting -> Wond die gehecht moet worden 4. Kater -> Kater dus! Miauw 5. Vorst -> Brr, koud! 6. Band -> Zo'n rond bewegend ding 7. Bank -> Daar lig ik op dit moment op. 8. Arm -> Zit vast aan je lichaam waar je dingen mee oppakt 9. Licht -> Het eerste wat ik dacht was gewicht. 10. Kussen -> Ligt op je bed.
1. Boer: man met boerderij 2. Weg: waar je op rijd 3. Hechting: als je een wond hebt 4. Kater: slecht voelen na drank 5. Vorst: winter 6. Band: auto 7. Bank: om op te zitten 8. Arm: lichaamsdeel 9. Licht:niet zwaar 10. Kussen: slaap je op
1. Boer boerderij 2. Weg straat 3. Hechting tussen moeder en kind 4. Kater geen poes 5. Vorst koning 6. Band van een fiets 7. Bank meubelstuk 8. Arm lichaamsdeel 9. Licht niet donker 10. Kussen pillow
1. Boer > boerderij 2. Weg > een weg waar je op kunt rijden 3. Hechting > hechting in lichaamsdeel 4. Kater > een kat 5. Vorst > vrieskou 6. Band > zo'n ouderwetse videoband om af te spelen. Geen idee waarom 7. Bank > om op te zitten 8. Arm > als in arm zijn 9. Licht > licht als in een lamp 10. Kussen > om op te liggen
1. Boer - beroep 2. Weg - rijbaan 3. Hechting - wond 4. Kater - poes 5. Vorst - peter 6. Band - muziejgroep 7. Bank -om op te zitten 8. Arm - lichaamsdeel 9. Licht - overdsg 10. Kussen - om.op te slapen
1. Boer: Man op de boerderij 2. Weg: Waar je op rijdt 3. Hechting: Bij een wond 4. Kater: Na de drank 5. Vorst: Kou, vriezen 6. Band: Relatie tussen personen 7. Bank: Waar je op zit 8. Arm: Lichaamsdeel 9. Licht: Uit de lamp 10. Kussen: Kus geven/krijgen
1. Boer - beroep 2. Weg - autoweg 3. Hechting - auwtsj, voor een wond te hechten 4. Kater - teveel drank 5. Vorst - koning 6. Band - muziek 7. Bank - waar je op zit 8. Arm - lichaamsdeel 9. Licht - overdag, hoe licht het is 10. Kussen - waar je op slaapt